Categorieën
Geen categorie

INDISCHE ONTHEEMDING

De periode 1935 tot en met 1961 was voor bewoners van Europese origine in voormalig Nederlands-Indië, een tijd die zou leiden tot ontheemding. Met de Japanse bezetting van Nederlands-Indië, de internering van mensen van Europese origine en mensen die een ouderpaar hadden van Europese en Aziatische origine in de Japanse concentratiekampen, krijgsgevangenkampen, de Indonesische onafhankelijkheidsoorlog en het gedwongen vertrek vanuit Nederlands-Indië naar Nederland leidde tot een complete ontrechting en ONTHEEMDING van deze bevolkingsgroepen.

De honderdduizenden Indo’s, Molukkers en Indische Nederlanders die na de Tweede Wereldoorlog en na de onafhankelijkheid van Indonesië met scheepsladingen arriveerden in de havens van Amsterdam en Rotterdam raakten met de opheffing van Nederlands-Indië hun vaderland kwijt. Door het Indonesisch beleid konden zij ook niet blijven wonen in Indonesië, zij verloren al hun woningen, plantages, fabrieken en overig eigendom, almede de rechten daarop en werden daarnaast gewelddadig verstoten. Een onthecht en ontwricht bestaan.

Bij aankomst in Nederland werden Indische Nederlanders ook NIET met open armen ontvangen. Het beleid van de Nederlandse regering was er actief op gericht zoveel mogelijk Indische Nederlanders buiten Europa te houden. Hierom weken velen uit naar Zuid-Afrika, Australië, de Verenigde Staten. Zij waren wel Nederlanders, maar voelden zich door hun tropische opvoeding niet zo.

Het was de tijd waarin de Nederlandse regering van mening was dat het Nederland van de tijd van de wederopbouw na de Tweede Wereldoorlog reeds te kampen had met overbevolking. Om overbevolking op te lossen werden Nederlanders actief gestimuleerd te migreren naar Australië, Nieuw-Zeeland, Canada en de Verenigde Staten om aldaar een bestaan op te bouwen. Honderdduizenden maakten gebruik van de migratiesubsidies en migratieregelingen die naoorlogs Nederland kende om het landverhuizen mogelijk te maken.

In Nederland werden Indische Nederlanders opgevangen en gehuisvest in contractpensions en barakkenkampen. In deze pensions moesten de Indische Nederlanders betalen voor hun verblijf, waardoor zij een schuld op bouwden bij de Nederlandse overheid. De teller begon te lopen op het moment dat men het contractpension – waar de levensomstandigheden erbarmelijk slecht waren – betrok. Dit terwijl de Indische Nederlanders aanvankelijk niet aan werk konden komen.

Djanga Loepa was de titel van een boekje dat werd uitgereikt door maatschappelijk werksters aan de Indische moeders in de contractpensions. Zij kregen te horen dat zij zuinig moesten zijn met boter en jam, een huishoudboekje in een schriftje bijgehouden moest worden, hoe zij boodschappen moesten doen en er in Nederland Hollandse pot gekookt moest worden.

Er werd geen rekening gehouden met de reeds aanwezige kennis en kunde van Indische Nederlanders. Er was geen plaats voor de identiteit, de keuken en gewoontes van Indische Nederlanders in het regeringsbeleid of welzijnsbeleid. Dit leidde mede tot het gevoel niet welkom of geaccepteerd te zijn in Nederland. Kikkerland bood Indische Nederlanders geen warm welkom, maar een ijzingwekkend koude ontvangst.

De ontheemden zijn de kinderen van de rekening geworden, van de koloniale rekening. De gemiddelde schuld waarmee men naar Nederland kwam was per gezin 15.000 gulden, thans 46.000 Euro. De Indische gezinnen moesten hun leven in Nederland beginnen vanuit een situatie van de diepste armoede.

Veel gezinnen moesten hun overtocht vanuit Indië terugbetalen aan de Nederlandse overheid. Er moest winterkleding en zomerkleding worden aangeschaft onder leiding, lees dwang, van een corrupte maatschappelijk werkster. Ook moesten meubels onder dwingend toezicht van een maatschappelijk werker worden aangekocht bij aangewezen leveranciers, die niet de goedkoopste optie aanboden.

De maatschappenlijkwerkers genoten een provisie; verdienden geld, aan het doorverwijzen van Indische gezinnen naar meubelzaken. Zij verdienden dus over de rug van de Indische gezinnen geld. Zij maakten de ellende van de Indische gezinnen te gelde.

De diploma’s van Indische Nederlanders werden in de Nederlandse samenleving niet erkend. De Nederlandse overheid was bang voor economische concurrentie tussen Indische Nederlanders en de in Europa geboren Nederlanders. Indische Nederlanders werden dus door de Nederlandse regering actief in een ongelijke situatie, op economische achterstand geplaatst.

Dit patroon van het actief op sociaaleconomische achterstand plaatsen van ene bevolkingsgroep, werd later herhaald na de onafhankelijkheid van de Republiek Suriname.

In de voormalige kolonie Nederlands-Indië hadden de Indische Nederlanders in de loop der eeuwen een goed bestaan opgebouwd. Hun bezittingen en financiën werden hen afgenomen; door de Japanners, Indonesiërs en de Nederlandse regering.

Twee derde van het goud van de Javasche Bank is van Batavia naar New York gebracht. Dit goud is altijd buiten de boeken gehouden. Hierover is nooit verantwoordelijkheid afgelegd door de Nederlandsche Bank of de Nederlandse overheid. Dit goud staat gelijk aan de nooit uitgekeerde banktegoeden, spaargelden, salarissen, pensioenen en beleggingen van Indische Nederlanders.

Het gevestigde beeld tegenwoordig is, dat Indische Nederlanders naar Nederland kwamen als sloebers en armoedzaaiers. Zij staan bekend als mensen die zo heerlijk Aziatisch bescheiden zijn, verrukkelijk kunnen koken, zo gezellig zijn en zo fraai kunnen dansen. Dit stereotype beeld van Indische Nederlanders laat weinig zien van de deels voorname positie, opvoeding en cultuur van Indische Nederlanders in Indonesia.

De Nederlandse overheid erkent tot heden niet, dat zij de bezittingen van Indische Nederlanders heeft gestolen. De naoorlogse economische afwikkeling van een overzees Nederland ging gepaard met leugen en bedrog, heimelijkheid, massale roof en veel pijn en verdriet.

In de jaren negentig heeft de Nederlandse regering gepoogd een afkoopregeling met de Indische Nederlanders te treffen onder de titel Het Gebaar. Ieder Indisch gezin kon aanspraak maken op een vergoeding van 20.000 Euro.

Dit is slechts 1 procent van het totale bedrag dat van hen door de Nederlandse regering is gestolen. De transfer van de tegoeden en de goudvoorraad van de Javasche Bank naar New York kan worden aangetoond met documenten die zich bevinden in de archieven in Washington, in de USA.

Telkens weer verwijst de overheid naar deze maatregel van Het Gebaar wanneer Indische Nederlanders of anderen vragen om VOLLEDIG materieel en financieel rechtsherstel, om uitbetaling van de tegoeden en vorderingen op de Staat.

Door het collectieve karakter van HET GEBAAR, zijn Indische gezinnen gedwongen om middels individuele rechtszaken hun bezittingen, pensioenen, verzekeringen, enz. bij de Nederlandse Staat terug te vorderen, vorderingen erkend te krijgen en uitbetaling af te dwingen.

Waar het betreft de toepassing van de Universele Rechten van de Mens op de Indische Kwestie, heeft de regering veel te herstellen. De aangerichte schade zal ook komende generaties beheersen (in hun denken over) hun positie in de Nederlandse samenleving.

Daderschap en slachtofferschap, loyaliteitskwesties, ontheemding, de nooit verdwenen liefde voor het tropisch geboorte(ei-)land, heimwee, verscheurde families die deels in Indonesia, Nederland of elders wonen, al deze thema’s spelen een rol in Indische gezinnen. Deze gemengde gevoelens kunnen in veel gevallen leiden tot gevoelens van ontheemding, het niet volledig passen of willen assimileren aan de nieuwe Nederlandse omgeving.

De vraag hoever een Indisch gezin in Nederland zou moeten integreren houdt velen bezig. Zij bewegen zich vaak tussen culturen. Hierdoor kan een duurzaam gevoel ontstaan volledig ontheemd te zijn. Niet te kunnen wortelen in de Nederlandse samenleving. In hoeverre moet een burger zich eigenlijk wortelen? Hoe zou men moeten wortelen, immers de eigen familiegeschiedenis biedt een veelvoud aan referenties die een dergelijk proces vergezellen.

In Indische en Molukse gezinnen weet men dat de Nederlandse samenleving hun verhaal en achtergronden niet kent. Dit leidt tot een gevoel van vervreemding in sommige gevallen, het gevoel onvoldoende erkend te zijn en het gevoel nauwelijks of geen respect van de Nederlandse samenleving et ontvangen hoewel de Indische of Molukse voorouders de Nederlandse driekleur in de overzeese rijksdelen eeuwenlang dienden, hoog hielden, een onmisbare bijdrage leverden aan de territoriale integriteit van het Koninkrijk.

Een Koninklijk Boodschap wordt node gemist. Tijdens de Indiëherdenking 2021 ‘is de Koning op vakantie met het Gezin’. Geen vorst die troostende of verbindende woorden richt tot de Indische gemeenschap. Wat zegt dit over de Oranje betrokkenheid bij de Indische of Molukse doelgroep? Hoe draagt dit bij aan erkenning, respect en zorg voor de doelgroep Indische Nederlanders, hun gevoelens van verbondenheid met de Nederlandse samenleving? Welke betrokkenheid mag men verwachten van het Staatshoofd?


In Molukse en Papoea gezinnen heeft men veel specifieke kennis van de tropen. Over goden- en geestenwerelden, mystiek en het leven in de tropen. Verhalen die in Nederland geen plaats hebben gevonden. Verhalen die nog nooit door academische onderzoekers zijn vastgelegd of onderzocht, waardoor maatschappelijke erkenning voor deze gezinnen duurzaam uitblijft.

De verhalen liggen dicht onder der oppervlakte. Welke onderzoeker neemt een spade in de hand om deze verhalen op te diepen uit de geheugens van Indische Nederlanders?  Wie geeft hun kennis en kunde een waardevolle plaats in Nederland?